Stel het gaat je financieel voor de wind. Beïnvloedt dat je stemming, emoties en gedrag? De Amerikaanse psycholoog Paul Piff dook in deze vraag met een experiment. Hij liet honderd koppels een potje Monopolie spelen, waarbij hij één speler bevoordeelde. Deze startte met tweemaal zoveel geld als de andere, kreeg een dubbele beloning bij het passeren van Start, en mocht met twee dobbelstenen gooien, terwijl zijn tegenspeler maar één dobbelsteen kreeg. Een vooraf opgegooid muntstuk bepaalde wie de rijke en wie de arme speler zou zijn. Een verborgen camera registreerde de emoties en gedragingen van de proefpersonen.

De spelers ontdekten al snel dat een van hen kapitaalkrachtiger was. Dat veranderde het gedrag van de rijke. Hij knalde zijn pion lawaaiiger over het bord, klopte zichzelf op de borst, wierp zijn armen in de lucht, graaide meer zoutjes uit een schaaltje op tafel, en gedroeg zich steeds onbeleefder tegenover de arme. Na afloop van het spel pochte de rijke over zijn aankopen en succes, terwijl hij negeerde dat een muntstuk zijn voorsprong had bepaald. Zo gaat het brein blijkbaar om met een voordeel: Het zegt je dat het aan jezelf te danken is.

Geld bederft het karakter, tenminste als men er een heeft. Wolfgang Eschker (1941), Duits slavist, schrijver en vertaler.

Ook uit tientallen andere experimenten met duizenden proefpersonen blijkt (gemiddeld genomen) dat naarmate iemand rijker is zijn empathie en medeleven slinken, terwijl zijn egoïsme, hebzucht en het gevoel in zijn recht te staan toenemen. Neem een studie waarbij iedereen uit een groep tien dollar kreeg. Ze konden dat bedrag zelf houden of (deels) weggeven aan een anonieme vreemde. Het bleek dat mensen die jaarlijks hooguit 25.000 dollar verdienden gemiddeld 44% meer weggaven dan mensen die jaarlijks 1,5 tot 2 ton binnensleepten.

Veelzeggend is ook een onderzoek waarbij een voetganger steeds een zebrapad opstapte. Bestuurders van de goedkoopste auto’s stopten dan altijd, terwijl de bestuurders van de duurste auto’s in de helft van de gevallen doorreden. Verder toonde een kansspel met dobbelstenen dat rijken drie à vier keer vaker dan armen vals speelden om een hoofdprijs van vijftig dollar te bemachtigen. Ook stalen rijken twee keer vaker dan minderbedeelden snoep uit een pot die niet voor hen was bestemd, logen ze vaker in een onderhandeling of tegen klanten, en namen ze vaker omkoopsommen aan. Maakt geld dus slecht? Piff wil daar nog niet aan. Hij onderzoekt hoe we het negatieve effect van rijkdom op gedrag kunnen tegengaan. Hoop put hij uit een studie waarbij een groep proefpersonen een kort filmpje zagen over arme kinderen. Daarna bleken zowel rijken als armen zeer bereid om tijd te besteden aan een vreemde met problemen. Maar tijd is iets anders dan geld. Het blijft een feit dat rijkdom zelfingenomenheid, hebzucht en egoïsme vergoot. Dat verkleint de kans dat een rijkaard vrijwillig afscheid neemt van een fortuin dat hij heeft gekregen of vergaard.