Ondanks onophoudelijke kritiek is het geloof in het positieve effect van bonussen nog springlevend, toont het Nationaal Commissarissen Onderzoek 2015 van de Erasmus Universiteit en TIAS (School for Business and Society Tilburg Universiteit). Ruim een derde van de commissarissen vindt dat een bonus een bestuurder beter laat presteren. En van de commissarissen bij beursondernemingen is nog altijd één op de vijf bang dat zittende bestuurders naar het buitenland vertrekken als ze daar meer kunnen verdienen.

Het idee dat geld de kwaliteit van bestuur verhoogt, leeft het sterkste in bedrijven, vooral de beursgenoteerde. Maar veel buitenstaanders zijn juist wars van van bonussen. Dat geldt voor consumenten, maar ook voor wetenschappers die andere zaken dan geld bestuderen, zoals antropologen en biologen. Als je die aan het woord laat over bonussen, blijft van het vermeende positieve effect geen spaan heel.

Neem hoogleraar gedragsbiologie Berry Spruijt. In deze krant legde deze recent uit waarom bonussen de prestaties absoluut niet verhogen. Een bonus werkt voor ons brein als xtc, zegt Spruijt. Het maakt je eventjes overactief, maar de dag erna hang je als een dweil achter je bureau. Dat maakt het ondenkbaar dat een mens het hele jaar beter gaat presteren omwille van een bonus. Erger: geld kan verslavend werken, weet de gedragsbioloog. Want hoe groter de bedragen die je binnen harkt, des te minder waardevol elke euro is. Daardoor heb je steeds meer bonus nodig om hetzelfde plezierniveau te handhaven.

Hoe dat laatste kan ontsporen, beschrijft natuuronderzoeker en journalist Richard Conniff in zijn boek ‘Beestachtig rijk’, waarvoor hij de rijksten ter wereld bestudeerde zoals een bioloog een troep gorilla’s. Volgens Conniff zijn de allerrijksten niet alleen verslaafd aan geld. Ze hebben een Triple A-persoonlijkheid ontwikkeld. Dat maakt ze naast hebberig (Acquisitive) ook agressief (Agressive), en ze vertonen hamstergedrag (Accumulative). Men noemt ze wel aggrandizers.

Evolutionair gezien zijn aggrandizers heel succesvol. Met drie A’s vergaar je ten eerste veel geld. Met die rijkdom koop je dure huizen, juwelen, kunst, jachten, raspaarden en privéjets. Die spullen dwingen respect af bij anderen. En dat leidt, net als bij de bavianen, tot een hogere plek in de pikorde, met betere parings- en overlevingskansen.

Zo’n plek wordt door zowel mens als dier fel bevochten, wat leidt tot ‘relatieve deprivatie’: Je beoordeelt jezelf niet meer naar objectieve welvaartsmaatstaven, maar meet je bezit af aan andere rijken. Voor iemand met 10 miljoen wordt 25 miljoen het magische getal, een rijkaard met drie miljard wil er vijf, terwijl een decamiljardair alles doet om 100 miljard te bezitten. En dat lukt, want een dominant wezen produceert extra testosteron, wat nog dominanter maakt. Bedreigingen gaat een aggrandizer daardoor agressief te lijf, blind voor obstakels en consequenties. Dit type kan anderen voor tientallen miljoenen bezwendelen of zichzelf honderden miljoenen aan bonussen toekennen. Biologen noemen dit het winnaarseffect.

Antropoloog Joris Luyendijk, die het bankiersgedrag in de Londense city bestudeerde, beschrijft de gevolgen: “Alles is geoorloofd, tenzij het wettelijk is verboden.” Of dat moreel verantwoord is, blijkt er niet toe te doen. Ook de archeoloog Brian Hayden, die tribale dorpen bestudeerde in de Maya-hooglanden van Mexico waarschuwde scherp voor Tripple-A’s. “Als men hen de vrije teugel laat, verwoesten ze de levens van anderen, hollen ze de maatschappij en de cultuur uit en breken ze het milieu af.” Dit wetende, kunnen we het creëren, beheren en de handel in geld niet langer overlaten aan Triple A’s of aan ieder ander die puur economisch denkt.

Het geldtijdperk

Volgens de Britse journalist en schrijver James Buchan zitten we in het Geldtijdperk. In zijn boek Frozen Desire (1997) beschrijft hij hoe vanaf pakweg de zeventiende eeuw het geloof in God is verdrongen door het geloof in Geld. Deze ontwikkeling is vanaf de eerste oliecrisis (1973) extra snel gegaan, doordat geld steeds digitaler en abstracter is geworden. Die abstractheid maakt geld als middel vrijwel volmaakt, vindt Buchan. “Geld kan elke scheppingsdroom of moordfantasie werkelijkheid maken. Je kunt er niet alleen dingen van kopen of doen, maar het dienst ook voor fantasieën over wat je ermee zou kunnen doen. Dat maakt geld een belofte, en de God van onze tijd.