Nu de Coronacrisis ook een economische crisis is, draait de (nep)nieuwsindustrie overuren. Wie het internet betreedt, struikelt over angstaanjagende teksten als ‘pensioenfondsen in vrije val’, ‘bloedbad op de beurzen, ‘de geldpersen laten draaien’, ‘omvallen’ (van bedrijven, banken en landen), ‘explosie Staatsschuld’ of ‘tsunami aan coronafaillissementen’. Zelfs de termen ‘depressie en ‘hyperinflatie’ doen weer de ronde. Die dreigende en soms tegenstrijdige tijdingen maken burgers kopschuw. Een jong koppel wil een huis van vier ton kopen, maar voelt ineens de moed in de schoenen zakken. Gaan de huizenprijzen nu dalen? En hoeveel? Ook nerveus is de zzp’er die net in de woningmarkt is gestapt. Een betaalpauze is al aangevraagd. Maar hoe haal je de schade later in? Onze gepensioneerden – al tijden in paniek door de lage rente – zien verbijsterd hoe hun dekkingsgraden tot laagterecords dalen. Zij hyperventileren bij het woord hyperinflatie. Kunnen wij ons levensonderhoud dan nog betalen?

Waar het internet verwarring schept, kan een eenvoudig boerenverstand helderheid verschaffen. Waarom zullen de prijzen stijgen als bedrijven en burgers hun adem inhouden en minder besteden? Hoe kan een kapper zijn prijzen verhogen wanneer de klanten wegblijven? Hoe kunnen de verkopers van een huis een topprijs vragen wanneer kopers aarzelen? Wie zegt trouwens dat de bank je nu vier ton voor een huis wil lenen? Het ligt meer voor de hand dat de prijzen tijdelijk of voor langere tijd zullen dalen. Dat heet deflatie. Zodra daar sprake van is, zijn de kopers de baas, want wie zijn aanschaf een tijdje uitstelt, is later wellicht goedkoper uit dan nu. Dat heet een kopersmarkt. Een kopersmarkt kent winnaars en helaas ook verliezers. Winkeliers verdienen minder. Beleggers gaan sparen of schulden aflossen. Woningprijzen kunnen dalen, terwijl de koopkracht van (hypotheek)schulden juist stijgt. De economie raakt dan verder in het slop, meer werknemers worden ontslagen, enzovoorts.

De dingen die Amerika (lees: de Westerse wereld) zullen vernietigen zijn: welvaart tegen elke prijs, vrede tegen elke prijs, veiligheid eerst in plaats van plicht eerst, de liefde voor het zachte leven, en de word-snel-rijk-theorie van het leven. Theodore Roosevelt (1858-1919), de 26e president van de Verenigde Staten.

Toen de economie in 2008 door de kredietcrisis stokte, vroeg de toenmalige premier Balkenende het volk om de economie te steunen door hun euro’s te laten rollen. Een vergelijkbaar appel deden recent een reeks partijen uit de eetindustrie, zoals Burger King, KFC, Febo, Domino’s, en Subway. In een paginagrote advertentie riepen ze ons op eten te blijven bestellen en af te halen. Moet je gehoor geven aan zo’n wanhoopskreet, en je laatste (geleende) euro’s spenderen ter wille van de economie? Tuurlijk, als je bulkt van de centen, mag je je gang gaan. Maar wie weinig vet op zijn financiële botten heeft, kan beter afwachten. In crisistijden krijgen eindelijk de kopers het weer eens voor het zeggen. Als die rustig afwachten, zullen winkeliers, dienstverleners en huizenverkopers hun prijzen zenuwachtig gaan verlagen. Met een beetje geluk kun je dan weer tegen ouderwets lage prijzen je slag slaan.