Nederlanders staan bekend om hun spaarzaamheid. En terecht, want we sparen als bezetenen, ongeacht de stand van de rente of de economie. Aan het begin van twintigste eeuw hadden we samen (omgerekend) 76 miljoen euro spaargeld. In 1937 was dit bedrag vertienvoudigd tot 773 miljoen euro. Slechts 27 jaar verder, in 1964, was het totaal weer tien keer hoger: ruim 8 miljard euro. De volgende vertienvoudiging werd 26 jaar later bereikt, in 1990. Tegenwoordig zitten we op een spaarsaldo van ongeveer 375 miljard, gemiddeld 48.000 euro per huishouden. De coronacrisis gaat dat saldo mogelijk verder opstuwen. Tijdens de lockdown hebben alle Nederlanders samen 19% minder uitgegeven, tonen cijfers van ABN Amro, want funshoppen, -snacken en -reizen kon even niet. Tel daarbij ons gedaalde consumentenvertrouwen en de daardoor gegroeide bestedingsangst. En dan snap je waarom Nederlanders Europees bekend staan als de vrekkige 17 miljoen.

Wij krijgen ons avondeten van de slager, de brouwer en de bakker. Niet omdat ze ons aardig vinden, maar omdat ruilhandel hun eigenbelang dient. Adam Smith (1723-1790), Schots moraalfilosoof en de grondlegger van de moderne economie.

Economen zeggen weleens dat zuinigheid slecht is voor de economie. Ze bedoelen dan dat het slecht is voor bedrijven. Maar de economie is ook van de consument. En niet zo’n beetje ook! Consumptie zorgt voor pakweg de helft van ons bruto binnenlands product. En dus moeten consumenten, net als bedrijven en andere organisaties, gewoon handelen uit eigenbelang. Als iedereen op zijn eigen centen past, ontstaat vanzelf een nieuw, optimaal economisch evenwicht, aldus de eerste moderne econoom Adam Smith. Gewoon lekker doorsparen dus. Dat is ook goed voor je financiële weerstand en weldadig voor je rust. Spaargeld doet namelijk iets met je. Met een flinke pot reserves op de bank raak je niet gestrest van rekeningen of een lockdown. Je kan zomaar een reis boeken of het zeilkamp van je dochter betalen, en haalt je schouders op als de hypotheekrente stijgt. Spaargeld is, zoals de Amerikanen zeggen ‘drop dead money’: Met spaargeld zeg je gemakkelijker ‘val dood’ tegen dingen die je tegenstaan. Dat vergroot eigenwaarde, vrijheid en onafhankelijkheid.

Vooral 45-minners zouden moeten sparen als gekken. Want geld is ‘gemunte vrijheid’, zoals de Russische schrijver Fjodor Dostojevski mooi verwoordde. En vrijheid is essentieel als je nog vijftig of zeventig jaar leeft. In die tijd kan en zal in de wereld en je leven nog allerlei onverwachts gebeuren. Toch hebben de meeste 45-minners geen kapitaaltje achter de hand om vrijheid mee te betalen. Ruim een derde van de Nederlanders tussen de 25 tot 45 jaar heeft zelfs een negatief vermogen, ze hebben meer schulden dan bezit. Toch willen ze misschien ooit een half jaar Russisch leren in Siberië, zomaar ontslag nemen, een verwaarloosd pandje opknappen, een bedrijfje beginnen of – in het post coronatijdperk – met vijf vrienden de wereld rondzeilen. Heb je dan een flinke duit drop dead money op de bank, dan zeg je dankzij je geplande zuinigheid: “Aju, werkgever. Bekijk het maar.”