What’s in a name? Nou, heel veel. Want een perfect gekozen term kan de meute vangen voor een idee, product, wetswijziging of politieke koers, zonder dat ze naar de feiten vragen. Neem het woord ‘aflossingsvrije hypotheek’. Dat laat mensen ten onrechte denken dat je nooit hoeft af te lossen. Of ‘subsidieslurper’, dat suggereert dat goede doelen gelden misbruiken. Ook ‘partijkartel’ raakt mensen emotioneel: het draagt uit dat onze democratie een leugen is. En zo kunnen activisten, politici en verkopers met woorden de mening of emotie van hele volksstammen beïnvloeden, soms decennialang, ongeacht of die opinie met de waarheid strookt.

Zelfs rond ogenschijnlijk onschuldige woorden hangen allerlei aannames en betekenissen. Zoals bij het begrip ‘tweeverdiener’. Deze benaming ontstond toen de overheid vanaf de jaren tachtig de arbeidsparticipatie ging opkrikken om de schatkist te spekken. Sindsdien heeft het tweeverdienerschap een onbezoedeld positief imago. De term klinkt namelijk als synoniem voor een dubbel inkomen en dus voor extra armslag. Ook linken we ‘tweeverdiener’ aan vrouwenemancipatie. Bovendien zouden tweeverdieners huishoudelijke kosten besparen, kunnen ze extra lenen voor een koophuis, en betalen ze -zo bleek recent- over hetzelfde huishoudinkomen flink minder belasting dan alleenverdieners. Als tweeverdiener zit je dus goed, zo lijkt het. Maar de tijden zijn veranderd. Om minimaal zeven redenen maakt een dubbel inkomen al lang niet meer rijk, eerder arm. Vooral jonge tweeverdieners moeten de toekomst vrezen. Dit is waarom.

1.Samen verdienen verdubbelt inkomen niet

Het aantal tweeverdieners in ons land groeide de afgelopen decennia als bamboe in de tropen. In 1982 bestond 30% van de huishoudens uit anderhalf- en tweeverdieners. In 1994 was dit percentage opgelopen naar 43%. En van de huidige generatie 35-jarige vrouwen die een partner hebben, werkt zelfs 75%. Maar dat tweeverdieners financieel gebeiteld zitten, is een fabel. Ten eerste veranderde het totaalaantal arbeidsuren dat partners wekelijks werken de afgelopen decennia nauwelijks. In 1992 werkten tweeverdieners samen 63 uur en in 2013 ruim 65 uur per week. Ten tweede steeg de beloning voor dat gelijkblijvende aantal uren de afgelopen veertig (!) jaar nauwelijks, toont een onthutsend rapport van de Rabobank. De onderzoekers berekenden dat het besteedbaar inkomen van huishoudens, gecorrigeerd voor inflatie en voor de geslonken omvang van huishoudens, tussen 1977 en 2013 groeide met een luttele 18%. Dat is gemiddeld 0,46% per jaar! Reëel gezien gaan huishoudens, en dus ook de grote en groeiende groep tweeverdieners, er dus al decennialang nauwelijks op vooruit.

2.Dubbele kans op arbeidspech

Het tweeverdienerschap lijkt lucratief en safe, maar brengt onverwachte financiële risico’s met zich mee. Want als er twee werken, kun je beide ontslag krijgen, meer uren moeten draaien voor hetzelfde geld of last krijgen van inkomensvermindering en stress. Dat geldt nog extra als beide partners in loondienst zijn, allebei in een functie waar er duizenden van zijn. Zo’n monorelatie -de partners verdienen op een vergelijkbare en afhankelijke manier hun geld- komt veel voor en lijkt gezellig, maar is gevaarlijk. Want door marktdenken en globalisering erodeert onze baan- en inkomenszekerheid, verkrappen uitkeringen en stijgen vaste lasten zoals hypotheeklaten, huur, verzekeringen en allerlei abonnementen naar regelmatig ondraaglijke hoogten. Het wegvallen van een van de twee inkomens is dan vaak rampzalig, omdat de huishouduitgaven op twee inkomens zijn gebaseerd. Ook hoogopgeleide tweeverdieners lopen risico’s, want doorgaans stijgen de huishoudelijke uitgaven bijna vanzelf als ook het inkomen stijgt. Verder is een hoge opleiding niks bijzonders meer. In 2017 was al 47% van de 30- tot 35-jarigen hoogopgeleid. Voor hun kennisjobs kunnen digitale innovaties en globalisering de doodslag zijn. Want met een beetje pech wordt hun specialistische werk vervangen door een digitaal werkende Aziatische knappe kop tegen een fractie van de kosten. Deze stapeling van inkomensrisico’s treft tweeverdieners dubbel. Want als één inkomen wegvalt, kan de tweede partner niet inspringen door te gaan werken, want die werkt al.

3.Werken kost geld

Werken levert trouwens niet alleen geld op; het kost ook geld. Dat komt doordat baas, klant en opdrachtgever verwachten dat je elke werkdag uitgerust, schoon en tiptop gekleed verschijnt. Dat leidt bij veel werknemers tot een dagelijks tijdrovend ochtendritueel van kleding uitzoeken, föhnen, strijken, scheren of opmaken. In de weekends volgen kappers-, stomerij- en winkelbezoek. Al die dingen kosten naast veel geld ook tijd, net zoals forenzen naar het werk, en het afzetten van de kinderen bij oma, beppe of de crèche. Dat tijdgebrek leidt tot bestedingen aan bezorgmaaltijden, een huishoudelijke hulp, lunchen, ontbijten en Latte Macchiato’s buiten de deur. En tot het wegwerken van stress via een dure fitnessclub, personal trainer of wellness-arrangement. De extra tijd en kosten die het werk met zich meebrengt, kunnen ongemerkt oplopen tot enkele tientallen procenten van het netto inkomen. Júist tweeverdieners worden hierdoor geraakt, want ze werken allebei.

4.Geplet in de marketing-gehaktmolen

Financiële risico’s voor tweeverdieners schuilen ook in hun bestedingspatroon. Want we leven in een meritocratie. In zo’n samenleving geven hoge prestaties en uitzonderlijke capaciteiten je status. Het is echter niet eenvoudig aanzien te krijgen in een wereld met miljoenen vergelijkbare en slechts enkele uitzonderlijke tweeverdieners. Daarom onderscheiden we ons via luxeproducten, want we denken dat een koophuis, Goldcard, kunstaankoop, design kookeiland of mobiel speeltje tonen hoe succesvol we zijn. Deze vorm van kopen heet demonstratieve consumptie, beschrijft de Amerikaanse psycholoog Geoffrey Miller in zijn boek Darwin en de consument. Je doet alsof je een BMW koopt om de prestaties. Maar eigenlijk scheur je erin om “de rook van geschroeid rubber in de puisterige koppen van Subaru-rijdende ettertjes te blazen, die een bedreiging vormen voor je mannelijkheid omdat je een gescheiden orthodontist van 47 bent.”

Geen enkel tweeverdienerskoppel zal toegeven demonstratief te consumeren, maar toch doen we het op grote schaal, verleid door genadeloze 24-uurs marketingtechnieken van restaurants, banken, pretparken, cosmetisch chirurgen, reisbureaus, keukenkampioenen, woonwarenhuizen, autodealers en andere verkopers. Deze marketing-gehaktmolen vreet inkomen, waardoor een koppel nóg harder gaat werken. Die inkomensverhoging gaat echter snel op aan een groter huis, een hogere hypotheek, spaarpotjes voor de kinderen, nieuwe abonnementen, een tweede auto, nóg exotischer vakantiebestemmingen, opknapbeurten voor huis en tuin, huishoudelijke diensten, studiepotjes voor de kinderen enzovoorts. En zo verandert het leven van veel tweeverdieners ongemerkt in een rat race, een mallemolen om anderen qua consumptie te overtreffen. De lachende derden zijn: de bank (die rekenen rente en kosten), de overheid (die innen belastingen), werkgevers (die maken winst op de arbeid van tweeverdieners) en het bedrijfsleven (die verdienen aan de uitgaven van tweeverdieners).

5.Gekneveld door het eigen huis

De opkomst en hegemonie van tweeverdieners heeft de huizenprijzen en daarmee de woonlasten opgestuwd. In 1996 adviseerde de Vereniging Eigen Huis in NRC Handelsblad nog om een hypotheek af te sluiten op één in plaats van twee inkomens, “want kinderen kosten ook geld”. Toch gingen hypotheekadviseurs en geldverstrekkers vanaf de jaren negentig tot 2013 compleet los met beleggingshypotheken, maximale hypotheken en aflossingsvrij lenen, juist op twee inkomens. Want hoe groter de leencapaciteit van een huishouden des te meer een koppel op een woning kon (over)bieden. Het gevolg was dat de woningprijzen stegen van gemiddeld 117.000 euro eind 1996 naar gemiddeld 273.000 euro in het eerste kwartaal van dit jaar. Die groei is exorbitant als je die afzet tegen de minieme toename van het reëel besteedbare inkomen van huishoudens tussen 1977 en 2013. Dus hoe betalen die tweeverdieners hun luxewoongenot eigenlijk? Nou, voor een flink deel met schulden. De totale eigenwoningschuld vervijfvoudigde in ruim twee decennia naar nu 520 miljard euro. Die schuld zet veel tweeverdieners decennialang klem. Er ontstaan namelijk niet zelden financiële problemen als een koppel van elkaar af wil, (deels) werkloos raakt of minder wil of kan werken, omdat de levensstijl op twee inkomens is gebaseerd. Tweeverdienende huiseigenaren -vooral die niets op hun schulden aflossen- hebben hun vrijheid ongemerkt verruild voor hoge woonlasten. Werk- en relatiestress krijgen ze er gratis bij, waardoor de kans op inkomensverlies verder stijgt.

6.De studieschulden-molensteen

Sommige dingen waren vroeger écht beter. Zo kon je eindeloos studeren, want het collegegeld was een habbekrats, en als je ouders weinig verdienden, kreeg je eindeloos studiebeurzen. Er zijn zestigers die diverse studies probeerden, om na een ontspannen studententijd van tien of twaalf jaar op hun 30e te eindigen als tandarts. Tegenwoordig is studeren plannen, ploeteren en lenen. Uit het Studentenonderzoek 2017 van het Nibud blijkt dat studenten sinds de invoering van het nieuwe leenstelsel meer studieschulden aangaan. In 2015 ontvingen eerstejaars studenten gemiddeld tussen de 287 en 369 euro per maand; in 2017 was dat gemiddeld 528 euro. Ook het aandeel eerstejaars met een studielening explodeerde, van 28 procent in 2015 naar 62 procent in 2017. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de gemiddelde studieschuld als gevolg van het nieuwe leenstelsel zal stijgen naar 21 à 24 duizend euro per student. Voor hoogopgeleide tweeverdieners is dat samen gemiddeld 42 a 48 mille. Veel studenten lachen erom, want de rente is momenteel nul. Dit percentage wordt echter jaarlijks opnieuw bepaald en kan dus gaan stijgen. Ook aflossen kan later zwaar tegenvallen, want voor het aflosbedrag gaat de Dienst Uitvoering onderwijs (DUO) sinds 2012 uit van de draagkracht van twee partners samen. Dat zal ruim lenende tweeverdieners rauw op hun dak kunnen vallen.

7.Pensioen wordt nooit meer wat het was

Samen de kost verdienen is -zeker voor 30-minners- vaak geen keuze meer, maar noodzaak. Dat geldt niet alleen vanwege het inkomen, de uitgaven, woonlasten en studieschulden, maar ook omwille van voldoende pensioenopbouw, want die is niet meer wat het vroeger was. Riante eindloonregelingen zijn bijna allemaal vervangen door karige middelloonpensioenen. Dat zijn eenpersoonspensioenen, die bijvoorbeeld 40 of 50 procent van je laatstgenoten salaris bedragen. Dat bedrag is niet zomaar geschikt voor twee. Hierbij komt dat onze levensverwachting stijgt als een Space-X-raket. De jonge generatie tweeverdieners heeft later zo maar dertig jaar uitkeringen nodig. Kunnen de fondsen dat straks betalen? De lage rentestand en toekomstige beurscrashes zijn risico’s die kunnen leiden tot pensioenkortingen. Andere pensioenrisico’s voor tweeverdieners zijn een echtscheiding, werkloosheid, een laag salaris (met dito pensioenopbouw), flexwerk, parttimewerk, gebrekkige indexatie, of gaan werken als zzp’er (zonder pensioenopbouw). Al die risico’s kunnen, zoals gezegd, beide partners treffen. Tweeverdieners zitten in de val.