In 1903 en 1924 patenteerde de Amerikaanse spelletjesbedenker Elisabeth Magie ‘The Landlord’s Game. Dit bordspel – vrij te vertalen als huisjesmelkerspel – moest demonstreren dat privégrondbezit onaanvaardbare ongelijkheid in de hand werkte. Het werd geen hit, want alleen studenten en linkse intellectuelen zagen er wat in. In 1935 verkocht Magie haar patent voor 500 dollar aan de Amerikaanse spelletjesfabrikant Parker Brothers. Deze transformeerde het bordspel tot Monopoly, wat een wereldwijd kassucces werd. Het spel ligt momenteel bij honderden miljoenen gezinnen in tientallen landen in de kast. En zo hebben de morele lessen van ‘The Landlord’s Game’ het onderspit gedolven tegen de keiharde kapitalistische lessen van Monopoly.

Het Monopolyspel winnen draait, net als zakelijk succes, om kansen pakken, onderhandelen, bluf, slimheid, strategisch denken en natuurlijk wat geluk. Het spel oefent rekenen, onderhandelen en investeren, laat ervaren dat lenen geld kost en je positie verzwakt, en dat een belastingaanslag – net als in het echte leven – vaak een onwelkome tegenvaller is. Als bonus biedt Monopoly aan ouders een (confronterend) inkijkje in de financiële karakters van hun kroost.

Jaarlijks inkomen twintig pond, jaarlijkse uitgaven negentien pond en negentien en een halve shilling, resultaat: geluk. Jaarlijks inkomen twintig pond, jaarlijkse uitgaven twintig pond en een halve shilling, resultaat: ellende. Charles Dickens, Engels schrijver (1812-1870)

Maar het blijft natuurlijk een spel, want het geld is nep. En als iets nep is, dan speel je het mogelijk minder serieus. Dat idee bekroop de Amerikaan Adam Carroll, schrijver van boeken over persoonlijke geldzaken, toen hij zijn kinderen van 7, 9 en 11 jaar Monopoly zag spelen. Om het gezellig te houden, hanteerden de kinderen allerlei zelf bedachte regels. De een kocht de ander uit de gevangenis. Ook mocht je van anderen geld lenen als je even krap zat. Carroll vond dat ze hun Monopolygeld wel heel gemakkelijk verbrasten. Bezorgd wilde hij uittesten of ze dat ook met echt geld zouden doen.

De auteur haalde 10.000 dollar van de bank in voor Monopoly geschikte coupures. Elk kind kreeg 1.500 dollar startkapitaal (in bruikleen), en de winnaar zou 20 echte dollars krijgen. En wat bleek? Ineens hielden de kinderen zich strikt aan de regels, dachten strategischer en speelden geconcentreerd. Echte bankbiljetten hebben iets magisch. Als een kind ermee betaalt en het wisselgeld checkt, ziet en voelt het dat het armer is. Dat maakt contant geld het ideale middel om kinderen te leren verantwoord om te gaan met geld. Dit in tegenstelling tot afrekenen met een pas, mobieltje of smarthorloge. Helemaal rampzalig zijn creditcards, want wat je er vandaag mee koopt, hoef je pas eindeloos later te betalen.

De tijd van cash is bijna voorbij. Grijp als ouder de laatste kans om je kroost financieel op te voeden via munten en biljetten. Overhandig dat als zak- of kleedgeld, nadat je samen hebt vastgelegd welke uitgaven je kind er zelf van moet betalen. Of speel een keer Monopoly met echt geld. Want voor je het weet is alles digitaal, en is je kans voorgoed verkeken.