Vóór 2008 waren 45- tot 65-jarigen verreweg de rijkste Nederlanders. Maar de krediet- en huizencrisis maakte gehakt van hun fortuin. Het vermogen van deze groep slonk van gemiddeld €145.000 in 2008 naar nog geen €60.000 in 2014. Nog zwaarder werden 25- tot 45-jarigen getroffen door de economische neergang. Hun rijkdom kromp tussen 2008 en 2014 met 91 procent, van gemiddeld €22.000 naar vrijwel niks. Toch is er één groep die in de zes jaar na de crisis wél rijker werd: de 65-plussers. In 2014 bezat de doorsnee AOW’er ruim een ton. Dat was meer dan toen de krediet- en huizencrisis begon.
Terwijl veel ouderen op een berg geld zitten, hebben jonge mensen vaak te weinig in kas om te kunnen starten op de woningmarkt. Daarom probeert het kabinet via fiscale cadeautjes ‘dood geld’ los te weken uit de spaarpotten van de rijken. Dat gebeurde al bij levensloopregelingen en stamrechten. En komend jaar is de zogeheten Jubelton –een succesmaatregel uit 2013 en 2014- terug van weggeweest. De Jubelton houdt in dat iedereen een medemens van 18 tot 40 jaar eenmalig belastingvrij mag trakteren op maximaal een ton euro’s. Mits de ontvanger het geld uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het jaar van de eerste schenking uitgeeft aan de aankoop, verbetering of onderhoud van zijn eigen huis, de aflossing op zijn eigenwoningschuld, de restschuld op een verkocht eigen huis of de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming.
Voelt u nu de drang om de wooncarrière van een 18- tot 40-jarige te gaan steunen? Dat is mogelijk een goed idee, want nu schenken kan later erfbelasting besparen. Toch zijn er diverse redenen om op uw geld te blijven zitten. Zo staat en valt succesvol schenken met duidelijke afspraken over de besteding van de gift. Mogelijk wilt u zeker weten dat uw zoon zijn loodzware hypotheekschuld aflost met de Jubelton in plaats van zijn appartement luxe te gaan verbouwen. Of dat uw net getrouwde dochter de schenking in een woning met toekomst steekt in plaats van in een peperduur, hoofdstedelijk appartementje, waar ze over twee jaar is uitgegroeid. Vraag u ook af of ‘de koude kant’ er na een scheiding vandoor kan gaan met de helft van uw gift, omdat uw kind in gemeenschap van goederen is gehuwd. Zo’n tegenvaller voorkomt u door bij de overboeking van het geld te vermelden dat het gaat om een schenking onder uitsluitingsclausule. Bewaar het rekeningafschrift als bewijsstuk.
Een volgend, vaak onderschat gevaar is het emotionele effect dat de gratis ton kan hebben op de ontvanger, bijvoorbeeld uw kind. Hoe jonger en onervarener, des te groter de kans dat uw kind u onbewust gaat zien als een gratis pinautomaat. Die ene ton kan dan de aanzet zijn voor levenslange financiële afhankelijkheid, terwijl u juist het omgekeerde beoogde.
Een laatste gewetensvraag tot slot: Kunt u zich de schenking écht permitteren. Want pensioenen staan onder druk, terwijl de kans groeit dat u ooit uw honderdste verjaardag zal vieren. Kunt u het tot die tijd uitzingen met uw huidige vermogen minus die ton? Of minus een ton per kind, want als u het ene kind laat jubelen, willen de anderen dat natuurlijk ook. Lukt het u niet om zoveel weg te geven zonder dat uzelf op den duur krap zit, geef dan minder of niets. U verdient het niet dat uw kinderen uw geld verjubelen terwijl u op zwart zaad zit.
Niet schenken maar lenen
In plaats van schenken kunt u een kind ook geld lenen voor het eigen huis. De ‘truc’ hierbij is dat u een flinke rentevergoeding vraagt (want het kind kan die fiscaal aftrekken). Los daarvan compenseert u het kind met een jaarlijkse belastingvrije schenking (in 2016 maximaal €5.304). Zo zijn beide partijen gunstig uit. De rente die u vraagt, moet zakelijk verantwoord zijn, eist de fiscus. Dit houdt in dat deze niet meer dan 20% afwijkt van de rentes die geldverstrekkers rekenen voor vergelijkbare leningen. Het kind moet in de belastingaangifte aangeven dat het om een eigenwoninglening gaat. Ook moet het kind de lening in maximaal 30 jaar ten minste annuïtair aflossen.
Aanvulling van een lezer:
Voor wat betreft de zakelijk verantwoorde rente is de opmerking dat deze niet meer dan 20% mag afwijken van vergelijkbare leningen bij andere geldverstrekkers wellicht een beetje te kort door de bocht. Van belang hierbij is namelijk of het kind voor het betreffende bedrag überhaupt een lening van een financiële instelling zou hebben kunnen krijgen en of er door het kind aan de ouders een zekerheid (onderpand) wordt gegeven.
Voorbeeld; Een kind koopt een huis van € 300.000,- en kan hiervoor bij de bank slechts € 200.000,- lenen tegen een rentepercentage van 3%. De bank vestigt hiervoor een eerste hypotheek op het aangekochte woonhuis. De ouder(s) lenen aan het kind de resterende € 100.000,- . Uw artikel wekt de indruk dat de rente op deze familielening dan maximaal 20% hoger zou mogen zijn, dus 3,6%.
Dat is natuurlijk niet juist omdat deze familielening een heel ander risicoprofiel kent dan de bancaire lening en er als zekerheid hooguit een tweede hypotheek gevestigd kan worden. In veel gevallen wordt dit laatste niet geaccepteerd door de eerste hypotheekhouder. Voor dergelijke leningen kan gerust een rentepercentage van 4 tot 6 % gehanteerd worden. Een clausule in de familielening die bepaalt dat er altijd geheel boetevrij mag worden afgelost draagt ook bij aan de motivering voor een hoger rentepercentage.
Door uw toevoeging “voor vergelijkbare leningen” wordt het vorengenoemde ook niet uitgesloten maar de lezers zouden er verkeerde conclusies uit kunnen trekken.