De mens is een onrustig wezen, voortdurend onderweg naar een beter bestaan. Dit verlangen is de motor achter migratiestromen, bijvoorbeeld van het ene naar het andere land. Of van het platteland naar de stad. Dat laatste leidt wereldwijd tot een samenklontering van mensen in almaar groeiende agglomeraties. Daar zouden kennis en creativiteit floreren, met meer kans op werk, zelfontplooiing, een carrière, plezier en een goed salaris. In 2015 becijferde het Centraal Plan Bureau (CPB) dat een verdubbeling van het aantal inwoners in een stad de arbeidsproductiviteit met 2 tot 10 procent verhoogt. Die belofte van (of hoop op) een betere toekomst maakt steden wereldwijd populair. Woonde in 1900 slechts 12 tot 15 procent van de wereldbevolking in steden, tegenwoordig is dat ruim de helft.

Hij werkte zich half dood op het platteland om in de stad te kunnen wonen, waar hij zich half dood werkte om op het platteland te kunnen wonen. Don Marquis (1878-1937), Amerikaans journalist en schrijver.

Nadelen heeft een stad natuurlijk ook. Want wat populair is, is duur. En dus is stedelijk wonen gemiddeld stukken kostbaarder dan leven in een kleinere gemeente aan de rand van ons land. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) besteedden huiseigenaren in de agglomeratie Haarlem in 2018 maandelijks gemiddeld 1238 euro aan wonen, terwijl een huiseigenaar in Zeeuws-Vlaanderen maandelijks maar 856 euro kwijt was, bijna een derde minder. Haagse en Amsterdamse huurders besteedden in 2018 zelfs gemiddeld een dikke 40 procent van hun inkomen aan het dak boven hun hoofd. Desondanks trok het stadsleven de afgelopen jaren bewoners als een magneet. Maar of dat zo blijft, is de vraag. Want sinds de coronapandemie lijkt de adoratie voor de stad te tanen.

Tussen half maart en half juni – de corona-lockdown – zag het kadaster de vraag naar informatie over stadwoningen opvallend dalen ten gunste van informatie over koophuizen in niet-stedelijk gebied. Misschien gaan de stadsnadelen zwaarder tellen als je digitaal werkend, vaker opgehokt zit in je huis. De stad zorgt immers voor extra kans op corona, hogere woonlasten, soms wurgende erfpachtprijzen, gebrek aan parkeerplekken, haastig gedrag, burengerucht, verkeerslawaai, fijnstof, een tekort aan leraren en mogelijk extra stress. Een stedeling kan dan gaan dromen over een voordeliger en relaxter werk- en woonplek nabij water, ruisende bomen of een vergeten gehucht in het groen. Het stadsleven is al eerder een tijdje uit de mode geraakt. Vanaf pakweg 1975 trokken veel stedelingen naar het ‘idyllische’ platteland. Dat leidde tot leegstand en verval van oude binnensteden. Als je begin jaren 1980 over de Amsterdamse Overtoom reed, trokken aan weerszijden verloederde en verslonsde panden aan je voorbij. Een paar jaar later verwisselden die bouwvallen van eigenaar voor bodemprijzen. Een stadshuis was geen mode meer. Of de tanende interesse voor de stad ook nu doorzet, is nog koffiedikkijken. Maar één ding klopt in een markteconomie altijd: al wat aan populariteit verliest, daalt in waarde. Dat geldt ook voor de huizenmarkt.

Hoe crisisbestendig ben jij? Test jezelf hier!

Wil je financieel heelhuids de crisis door? Bestel HIER ons Crisisboek en de Crisiskalender 2021 met korting